Verkoeling in Galicië

Eerste van een zomerserie over mooie vakantieplaatsjes in Spanje. Niet één waar je overigens makkelijk komt, Galicië, maar dat maakt het ook leuker. Met het vliegtuig moet je altijd ergens (Barcelona of Madrid) overstappen en in de auto is het bedriegelijk: kom je na ruim 1.200 kilometer bij de Frans-Spaanse grens in Hendaye, ben je dus in Noord-Spanje, maar blijken er naar het paradijs van Galicië nog zo’n 700 kilometer extra te gaan. De moeite waard, over de snelweg langs de, wat ze hier Cantabrische kust noemen. (Baskenland en Asturias en Cantabrië met hun majestueuze Picos de Europa zullen later nog aan bod komen.)

Ben vaak in A Coruña geweest (in het gallego wordt de La een A) en heb altijd mazzel gehad: nooit regen, altijd op een terrasje aan de haven de pulpo gallego kunnen eten met een verkoelende fles albariño. Maar gegarandeerd goed weer heb je er dus niet, in de meest regenachtige streek van Spanje. Wel leuk voor mensen die niet van de hitte in de rest van Spanje houden: deze dagen is het aan de Middellandse Zee tussen de 30 en 38 graden, terwijl het in Galicië tussen de 20 en 28º is. En genoeg dagen vol strandweer, toch. Leuke strandjes ook, zelfs vlakbij A Coruña, iets ten oosten op het schiereilandje van Meiras, waar Mera en Dexo tussen de hoge klippen idyllische badplaatsjes zijn die in niets lijken op die aan de Méditerranée.

Eén bijzondere zomer huurden we een vakantiehuisje in het diepe binnenland van Galicië, ergens in de buurt van Boimorto kan ik me herinneren, strategisch gelegen want je rijdt er snel naar zowel A Coruña als Santiago de Compostela. Dat ‘agrotoerisme’ (zoek in Spanje op internet naar turismo rural) is enorm in opkomst in Spanje, de laatste jaren, de (soms hoge) prijzen zijn een teken van de populariteit, maar je ontsnapt daarmee wel volledig aan de andere toeristen en maakt als buitenstaander de dorpsfeesten en plaatselijke gewoontes in de allerkleinste gehuchten mee, waar ze je na drie dagen bij de bakker, slager en kroeg al goed kennen.

En je hoeft er niet eens naar zee te rijden om een strandje te vinden. Galicië zit vol met ‘playas fluviales’, kleine, soms speciaal geprepareerde strandjes aan de talloze rivieren die de streek doorkruisen. Die op de foto’s hiernaast en helemaal boven is volgens mij het strandje van A Carixa aan de rivier Deza, dichtbij het plaatsje Vila de Cruces; we waren er een hele dag lang de enige badgasten, maar het was al wel begin september, de grote drukte voorbij.

Iets verder rijden vanuit het magische binnenland is de Costa da Morte, de betoverende Kust des Doods ten zuiden van A Coruña. Van de strandjes vol vissersboten en vuurtorens tot het natuurlijk verplicht bezoek aan de kaap van Fisterra of Finisterra, afkomstig van Finaes Terrae, het einde van de wereld, het meest westelijke punt van het Europese vasteland. Iedereen zal er zijn eigen favoriete plekjes ontdekken, maar ik zal er, ondanks mijn slechte geheugen, nooit het bezoek aan één restaurant vergeten: Tira do Cordel, aan de rand van de weg AC445 naar Fisterra, áán het water waaruit de verse vis komt die ze dagelijk aanbieden. Een menukaart was er toen (zo’n 12 jaar geleden) niet, slechts twee voorgerechten (percebes of almejas a la marinera) en één hoofdgerecht, de versgevangen lubina van de grill, al zijn er dagen dat ze ook meer soorten vis hebben.

Helemaal voldaan ga je daarna op een bankje op het blanke strand van Touriñán uitrusten.

Plaats een reactie